why I love this book
link:
http://www.youtube.com/watch?v=nCDNIfuMWb0&feature=youtu.be
2 Poëzie opdracht:
Hoor eens ik haat je
Hoor eens ik haat je,
ik schreef dat je lief was en licht -
en nog wat onzin over je gezicht
maar nu haat ik je, god wat haat ik je.
Die neus, dat hoofd, die paardenbek,
die ogen en die gierennek
dat kraagje en dat bloemkooloor
met al je slierten haar er voor.
Hoor eens ik wou graag zijn
jou, maar het kon niet zijn,
het licht is uit, ik zie je alsnog
zoals je werkelijk bent.
O ja, ik haat je,
ik haat je zo vreselijk,
ik wou het helemaal niet zeggen -
maar ik moest het even kwijt.
Ingmar Heytze
Dit gedicht rijm tot en met de tiende regel. Het is een eindrijm. Een eindrijm word verdeeld in drie vormen. Bij dit gedicht hoort staand rijm. Bij dit gedicht hoort ook een rijmschema, die heb ik hieronder gemaakt. Dit gedicht is tot en met zevende regel een omarmend rijm en daarna is het een gepaard rijm. In dit gedicht is er geen enkel vorm van beeldspraak. Het gedicht is een onregelmatige strofebouw dat kan je zien doordat in de gedicht geen regelmaat is. Het gedicht bestaat uit vier strofen van kwijtrijn, gedicht met vierregels. De dichter heeft in het gedicht gekozen voor vervreemding. In dit gedicht is er repetitio dat blijkt al uit de eerste strofe, de worden ‘ik haat je’ komen steeds voor. Het gedicht is een Vrije of dynamische vers omdat het Gedicht aan geen enkel regel is gebonden. Rijm, strofebouw en metrum zijn vrij. Ik vind het een best grappig gedicht, want de dichter herhaalt steeds maar dat hij die gene haat. De zin ‘het licht is uit, ik zie je alsnog’ vind ik het mooiste van het hele gedicht, want het is anders dan al die andere zinnen.
| Tekst | Rijmschema |
| Hoor
eens ik haat je, | a |
| ik
schreef dat je lief was en licht - | b |
| en
nog wat onzin over je gezicht | b |
| maar
nu haat ik je, god wat haat ik je. | a |
| Die
neus, dat hoofd, die paardenbek, | c |
| die
ogen en die gierennek | c |
| dat
kraagje en dat bloemkooloor | d |
| met
al je slierten haar er voor. | d |
| Hoor
eens ik wou graag zijn | e |
| jou,
maar het kon niet zijn, | e |
| het
licht is uit, ik zie je alsnog | - |
| zoals
je werkelijk bent. | - |
| O ja,
ik haat je, | - |
| ik haat
je zo vreselijk, | - |
| ik
wou het helemaal niet zeggen - | - |
| maar
ik moest het even kwijt | - |
Zomerdroom
Het schemert in de straten,
er is een ver gerucht,
de straten zijn verlaten.
Een briesje, als een zucht,
brengt mij de geur van bloemen
vanuit een gouden lucht.
Ik hoor insecten zoemen
die dansen in het licht
en in de geur van bloemen.
Strelend langs mijn gezicht
fluistert de zomerwind
zachtjes een warm gedicht.
Ik ben een zomerkind.
er is een ver gerucht,
de straten zijn verlaten.
Een briesje, als een zucht,
brengt mij de geur van bloemen
vanuit een gouden lucht.
Ik hoor insecten zoemen
die dansen in het licht
en in de geur van bloemen.
Strelend langs mijn gezicht
fluistert de zomerwind
zachtjes een warm gedicht.
Ik ben een zomerkind.
Judith Herzberg
Dit gedicht die rijmt helemaal. Het is een eindrijm. Een eindrijm
wordt verdeelt in drie vormen. Dit gedicht is een slepend rijm. Het is een
slepend rijm omdat de laatste, beklemtoonde lettergreep met elkaar rijmen. Bij
dit gedicht hoort ook een rijmschema, dat kan je hier onder zien. Dit gedicht
is een gekruist rijm dat zie je door de volgorde : a b a
b (c d c d...). In dit gedicht is
er beeldspraak namelijk ‘fluistert de zomerwind’. De vorm van deze beeldspraak
is een personificatie. Het gedicht
bestaat uit vijf strofen, vier daarvan zijn terzine en één daarvan is de eind zin.
Er is figuurlijk taalgebruik dat kan je
zien door de volgende zinnen
- Strelend langs mijn gezicht
- Zachtjes een warm gedicht.
Het gedicht heeft een onregelmatige strofebouw
dat kan je zien door de onregelmatige zinnen. Er is een speciale belichting op
de zomer. Er word verlangen naar de zomer. In de eerste regels komt er repetitio voor,
dat kan je zien aan de woord ‘straat´ die twee keer wordt herhaalt. In dit
gedicht komt ook hyperbool voor. Er wordt veel overgedreven over de zomer. Ik vind
de zin´ ik ben een zomerkind´ het mooist, want het vat de hele gedicht in één
keer samen.
Tekst
|
Rijmschema
|
Het schemert in de
straten,
|
A
|
er is een ver gerucht,
|
B
|
de straten zijn verlaten
|
A
|
Een briesje, als een
zucht,
|
B
|
brengt mij de geur van
bloemen
|
A
|
vanuit een gouden lucht.
|
B
|
Ik hoor insecten zoemen
|
A
|
die dansen in het licht
|
B
|
en in de geur van bloemen.
|
A
|
Strelend langs mijn
gezicht
|
C
|
fluistert de zomerwind
|
D
|
zachtjes een warm gedicht.
|
C
|
Ik ben een zomerkind.
|
D
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten